WORK – LIFE PASSAGE

Jean en Ingrid zijn gesteld op hun zaterdagse brunch. Een uitgebreid ontbijt als finale van een trage ochtend. De start van hun weekend, want vrijdagavond zijn ze te moe.

Vandaag kruipt Ingrid niet tegen Jean aan. Haar drukke week zit nog in het lijf en dit zet haar aan tot opruimen wat de afgelopen dagen is blijven liggen: onfrisse sokken en schoenen, bruin verdorde koppen, vastgekoekte etensresten. Dan koffiezetten en de tafel dekken. Ze kiest het vetplantje met de pas ontloken paarse bloempjes uit. Een tastbaar teken van leven dat de tafel siert.

Hoewel het een wolkeloze dag belooft te worden, rilt ze onder haar kamerjas als ze de krant uit de brievenbus haalt. Tegen de tijd dat ze het vertrouwde gestommel hoort, heeft ze de titels, samenvattingen en slagzinnen onder de foto’s doorgenomen.

Jean geeuwt terwijl hij haar in de hals kust, waardoor zijn ‘miste je’ verloren gaat. Ingrid schenkt koffie in voor hen beiden, reikt hem de krant aan.

“Kevin vraagt of we vanavond thuis zijn, hij heeft iets te vertellen,” zegt Ingrid.”Wat antwoord ik?” En dan opkijkend van haar mobiel, “of gaan we toch naar de film?”

“Waarom?” vraagt Jean.

“Waarom wat?”

“Waarom wil hij ons spreken?” Jean’ s gezicht verdwijnt in de krant.

“Ik denk dat hij wil stoppen met studeren.”

“Het zou kunnen dat hij alleen wil wonen.”

“Waar zou hij het geld vandaan halen? Wel, wat zeg ik hem?” herhaalt Ingrid.

“Tja, als jij vanavond met hem hebt afgesproken.”

“Ik heb niets met hem afgesproken! Dat proberen we nu te doen. Hij stelt voor tussen zes en zeven.”

“Dat is etenstijd.”

“Ik zei hem dat we misschien nog eens zouden uitgaan” en omdat Jean niet reageert, zucht ze, “stel je iets anders voor?”

“Zeg maar dat het goed is.”

Radio Joey vrolijkt hun brunchtijd verder op. Daarna maken ze zich klaar: Jean om naar het voetbal te gaan en Ingrid om de wekelijkse boodschappen te doen.

“Hou het maar eenvoudig vanavond”, raadt hij haar aan voordat de voordeur te hard in het slot valt. Worst, denkt ze, worst met puree.

“Ah zoonlief, zo goed op tijd!” roept Jean boven het gebrom van de dampkap uit terwijl hij de aardappelen fijnstampt.

“Goed je te zien!” zegt Ingrid. Ze negeert de scheur in zijn broek, de niet geknoopte veters, de twee verschillende kousen.

“Het eten is bijna klaar. Akkoord dat we eerst eten en daarna samenzitten?”

“Natuurlijk, pa” zegt Kevin en hij dekt de tafel.

Eenmaal bediend, duurt het niet lang voordat Jean het gekletter van het bestek onderbreekt en aan Kevin vraagt waarover hij hen wilde spreken.

“Ik ga stoppen met studeren.”

Ingrid legt haar hand even op die van Jean.

“Ik wil vreemdelingen helpen.” En na een korte pauze, “ik wou vragen wat jullie daarvan denken.”

“Anderen helpen”, zegt zijn moeder, “terwijl je niet voor jezelf kan zorgen!”

“Wil je studeren voor maatschappelijk werker?” vraagt Jean. Studeren, de kans op een goede baan, later. Dat hadden zijn ouders hem gezegd. Niet dat hij niets geleerd had.

“Waarom?” vraagt Ingrid. “Jij en vreemdelingen?”

“En waarom stoppen? gaat Jean verder.

Kevin houdt zijn blik op zijn bord en eet traag verder. De varkensworst laat hij onberoerd.

“Weet je, ik werk ook niet graag.”

“Je bent wel constant bezig met je job!” komt Ingrid tussenbeide.

“Ik verplicht me daartoe. Maar dat dat zie ik niet bij jou Kevin.”

Kevin grijpt zijn kans.

“Ik vertrek naar Brussel, op kot bij een vriend, om de jongens te helpen die uit Turkije terugkeren.”

Jean blaast langzaam op een hap aardappelbrij, Ingrid houdt haar bestek stevig in beide vuisten.

“Ik heb geld nodig, een paar duizend zal voldoende zijn. Ik zal het jullie terugbetalen. Zeker. Ik blijf jullie zoon.” En omdat zijn ouders hem aanstaren, “het zijn geen doetjes die terugkeren.”

Radio Joey schalt de eetkamer in.

“Dat je dit met ons besprak,” zegt Ingrid “bedankt Kevin.”

“Als jullie het goed vinden kom ik volgend weekend mijn lening ophalen. Ik ga mijn rugzak maken. Ze komen mij binnen een kwartier oppikken.”

Ingrid en Jean zien hun zoon de eetkamer verlaten zonder dat hij hen nog een blik, vraag of bemerking gunt. Jean haalt een fles wijn uit de ijskast, schenkt zich in. Het valt Ingrid op dat hij de slechts één glas meebracht.

“Smakelijk,” zegt ze en schuift haar stoel schurend onder zich uit. Ze stapt naar de slaapkamer, opent haar kleerkast en legt haar zijden bloemenblouse, haar grijze broek en gilet klaar voor de volgende werkdag. Er staat een meeting gepland, waarop een belangrijk project voorgesteld wordt. Thuiswerken voor alle medewerkers. Dat weet ze nog.

Later op de avond, als Jean al lang slaapt, beseft ze dat er nog een hele zondag voor haar uitgestrekt ligt.